De vergisting is op kamertemperatuur (20-21°C) vrij snel op gang gekomen, met de volgende dag al veel beweging in het waterslot. Dit is zo een paar dagen door blijven gaan. Na een dag of 5-6 was de activiteit al afgenomen tot een paar bubbels per minuut. Na 8 dagen nog af en toe een blubje, en vond ik dat de activiteit genoeg was afgenomen om te kunnen overhevelen naar het lagervat.

Dat was meteen de gelegenheid om het een en ander op te meten. In het gistvat bleek 13l te zitten (i.p.v. de bedoelde 20l). SG: 1016, behoorlijk goed gegist, en niet ver van het beoogde eind SG van 1013. Proeven gaf een zeer zoet bier (niet ver genoeg uitgegist of onvergistbare suikers?), sterke banaan geur en smaak, licht zurig en sterk alcoholisch. De kleur was donkerblond en troebel.
Toch overgeheveld naar een mandfles (15l). Deze geraakte niet helemaal gevuld natuurlijk, er is zo’n 1,5 l aan gistkoek en troebel bier achtergebleven in het gistvat. Dus aangelengd met 3,5l kraanwater om de mandfles te vullen. Het SG zou hierdoor moeten gedaald tot 1012 (als ik het goed berekend heb). De mandfles met waterslot terug weggezet op kamertemperatuur.
De volgende dag ’s avonds zag ik dat er schuim door het waterslot was gekomen. De boel wat opgekuist en de mandfles verplaatst naar de bergruimte waar ook een verwarmingsketel staat, en het bijgevolg iets warmer is dan in huis. Dit heeft de activiteit helemaal doen opflakkeren met veel gebubbel in het waterslot en de volgende dag alweer schuim door het waterslot. Dit heb ik vervangen door een proper exemplaar.

De volgende dag kwam er nog steeds zowat elke seconde een bubbel door het waterslot. Schuim heb ik wel niet meer gehad.
Nu, nog eens 5 dagen later, heb ik nog ongeveer om de 15s een bubbel in het waterslot, en denk ik dat de vergisting echt wel op zijn laatste benen aan het lopen is. Tijd om de mandfles te verhuizen naar een iets koelere kelder om daar nog 2 à 3 weken te lageren.

Nu heb ik de fles uit zijn mand gehaald en gezien dat er een redelijke laag gist tegen de bodem ligt. Dit stelt mij voor het dilemma om ofwel de mandfles met gist en al naar de kelder te verhuizen, ofwel het jongbier tijdelijk over te hevelen naar een ander vat, de mandfles te ontdoen van al het gist, en het jongbier terug naar de mandfles over te hevelen voor de lagering.

De eerste optie geeft het risico dat de dode gistcellen vervelende smaken zouden kunnen afgeven. De 2 optie geeft dan weer een verhoogd risico dat er zuurstof en oxidatie in het bier komt.